'Ja ja, het einde is nabij', zegt Corrado monter.
'Niet dat dat nou zo erg is. Eeuwige rust lijkt me wel wat, eigenlijk.'
Hij werpt een trage blik op de kerk die, verbonden en gespalkt, al een jaar ontoegankelijk is.
'Hoewel... als je de priesters moet geloven wordt het nog een dolle boel. Eeuwig hellevuur. Of het paradijs. Het kan vriezen of dooien, zogezegd. Nou hebben ze over de hel altijd heel wat weten te vertellen. Allemaal gruwelen, ik heb wel mensen gekend die zich de stuipen op het lijf lieten jagen. Maar de hemel... mistig hoor.'
Hij grijnst.
'Ja, ze hebben mij natuurlijk ook communie laten doen en het vormsel en zo. Mooie kleren aan, je moeder trots. Je hebt als kind ook weinig in te brengen, hè? Maar daarna had ik er geen zin meer in. Hoeft ook niet. Als je doodgaat komt de priester je nog even alles vergeven en de familie betaalt. Slim geregeld.'
'Om je onsterfelijke ziel te redden, zeggen ze. Maar wat moet ik met een onsterfelijke ziel? Per carità. Laat ze zelf maar lekker op zo'n wolk gaan zitten. Gewoon dood zijn, dat is pas rust. Maar bij mijn begrafenis héél eventjes weer tot leven komen en don Ivo haarfijn vertellen wat ik van hem denk, dat zou ik wel leuk vinden.'
Corrado lacht nu voluit. Het is een mooie, zonnige ochtend.