zaterdag 16 februari 2013

Gallus gallus

Onze haan heeft een kort maar mooi leven gehad, niettegenstaande het moeizame begin.

Samen met vier broertjes en zusjes was hij uitgebroed tussen verse aardbevingsbrokstukken. Op de dag van hun geboorte werden ze door de paniekerige kloek aan hun lot overgelaten en begonnen ze hun bestaan als donzige weesjes. Gelukkig was het warm weer en vonden ze in mijn dochter een toegewijde verzorgster.

Toen ze iets groter werden, vonden ze een onderkomen in ons vacante kippenhok. Als de volwassen kippen 's avonds allang hun slaapboom hadden beklommen, zwierf de toom weeskuikens nog rond in de schemering, bij gebrek aan moeder om ze op tijd naar bed te sturen. Ze zijn altijd een beetje ongemanierd gebleven.

Dat uit zich onder meer in een wat al te liberaal gebruik van de werkplaats en de veranda, waardoor we op de meest onpraktische plaatsen genereuze hoeveelheden kippenstront aantreffen. De aanstichter van het ongewenste gedrag was onveranderlijk de hoofdhaan. Hij was erg mooi en mannelijk geworden, met fiere staartveren, intimiderende kam en onverschrokken blik.

En hij werd steeds antipathieker. De stront was nog tot daar aan toe. Maar de kinderen durfden de laatste tijd nauwelijks meer buiten te spelen en ikzelf ging alleen nog gewapend met een bezem of knuppel het erf over. Toen mijn dochter van de week brullend het huis inrende en, nog nasnikkend, een gedetailleerde tekening maakte van een zeer helse haan, wisten we wat ons te doen stond.

Het leven is wreed. Maar wij eten deze week kippensoep.


5 opmerkingen:

  1. En welke les trekken paniekerige moederkloeken hier uit?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Groetjes van een geschrokken galla galla.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Groeten terug :) Waar ben je zo van geschrokken? Onze bloeddorst? Tja, er is nu eenmaal niet onbeperkt plaats voor hanen op deze onvolmaakte wereld. Maar hij heeft het tot het laatst toe erg leuk gehad als vrije vogel.

      Verwijderen
  3. Ik maakte maar een grapje als kip zonder kop.
    Het slachten en eten van dieren die prettig maar voldoende hebben rondgescharreld kan niet genoeg toegejuichd worden. Gewoon zoals vroeger bij ons thuis. (In elk geval) Nederlanders zijn dat volkomen vergeten, vreten alleen nog maar vage rode lapjes uit plastic, met oogkleppen op voor de wanpraktijken van het industriële slachten.

    BeantwoordenVerwijderen

Feedback, van welke aard dan ook, is welkom. Try me.